Relatie tussen zorgvrager en zorgverlener

Het contact tussen zorgvrager (cliënt) en zorgverlener begint met de vraag van de cliënt. De vraag naar zorg van de cliënt levert een bepaalde indicatie op. Op basis van deze indicatie krijgt de cliënt een eigen budget toegewezen. Met dit budget kan de cliënt zorg gaan inkopen. We noemen dit vraaggestuurde zorg.

De zorgvraag van de cliënt en het aanbod daarop van de zorgverlener worden vastgelegd in het persoonlijk plan (ook wel zorgplan of begeleidingsplan genoemd) van de cliënt. In het persoonlijk plan staat duidelijk beschreven op welke wijze de cliënt begeleid wil worden en wat de belangrijkste doelen en aandachtspunten zijn. Als de cliënt moeilijk voor zichzelf kan spreken zijn ouders of anderszins wettelijk vertegenwoordigers betrokken bij de afspraken in het persoonlijk plan. Vooral bij jongere cliënten denken ouders of andere familieleden graag mee over de vragen en de ervaringen van hun kind. Het persoonlijk plan wordt regelmatig geëvalueerd.

In vrijwel alle zorgverlenende organisaties krijgt iedere cliënt een persoonlijk begeleider of zorgcoördinator toegewezen. Deze persoon is de eerstverantwoordelijke voor het samenstellen van het persoonlijk plan en heeft (als het kan samen met de cliënt) de regie op de uitvoering van het persoonlijk plan. De persoonlijk begeleider is als eerstverantwoordelijke het aanspreekpunt voor ouders, wettelijk vertegenwoordigers en overige externe contacten. Samen met andere teamleden doet de persoonlijk begeleider ook mee in de dagelijkse ondersteuning en begeleiding van de cliënt.

Voor zover dit mogelijk en verantwoord is, dragen cliënten zelf verantwoordelijkheid voor hun keuzes. Hierbij zullen ze echter altijd hulp en begeleiding nodig houden. Voor iedere medewerker binnen de organisatie staat beschreven welke taken en verantwoordelijkheden bij die functie horen. Vaak willen ouders ook een deel van hun verantwoordelijkheid blijven dragen. Dit vraagt om zorgvuldig overleg tussen betrokken partijen. Als dit handig en nodig is worden afspraken hierover vastgelegd in het persoonlijk plan van de cliënt.

De cliënt blijft ondanks zijn verstandelijke en mogelijk bijkomende beperkingen primair een mens met mogelijkheden. Dit was vroeger anders. Toen was doorgaans de gedachte: goede zorg betekent zo veel mogelijk alles doen voor de cliënt. Nu gaan we samen met de cliënt op zoek naar de mogelijkheden die er zijn om hiermee als mens tot ontplooiing te komen.

Om de mogelijkheden van de cliënt aan te spreken, is het nodig dat de mondigheid van de cliënt gestimuleerd wordt. Dit betekent dat de begeleidende omgeving tijd moet nemen om te kijken en te luisteren. Als een cliënt zelf niet kan lezen wordt er gebruik gemaakt van plaatjes, foto's of pictogrammen. Soms doet een cliënt mee aan een speciale training in weerbaarheid. Hierbij gaat het om het leren opkomen voor jezelf.
Bij cliënten met een ernstige en vaak ook meervoudige beperking loopt communicatie vooral via het gedrag van de cliënt. Hierbij is voor de communicatie vooral kunnen signaleren en observeren belangrijk.

Binnen de omgang met mensen met een verstandelijke beperking spreken we over totale communicatie. Hiermee wordt bedoeld dat de begeleiding over tijd én deskundigheid beschikt om binnen de mogelijkheden van de cliënt de communiceren. Dit betekent dat naast de spreektaal ook gebruik gemaakt wordt van beeldtaal (foto's, plaatjes), pictogrammen en lichaamstaal.

Ook mensen met een verstandelijke beperking willen zo gewoon mogelijk leven. Dit betekent dat zij, net als wijzelf, gewoon willen wonen, gewoon een baan willen hebben en gewoon hun vrije tijd willen doorbrengen met anderen. Hierbij zal altijd sprake blijven van ondersteuning en begeleiding. Het aanbod is divers. Van zelfstandig wonen met ambulante begeleiding tot 24 uurs begeleiding met zorg. Ook zal in veel gevallen bij de huisvesting rekening gehouden moeten worden met de beperking. Cliënten wonen dicht bij elkaar en soms zijn ook aanpassingen nodig in het huis. En toch, met alle beperkingen, blijven we streven naar een eigen plek, gewoon midden in het dorp of in de wijk. Deze visie noemen we normalisatie.

Iedere cliënt heeft in zijn leven recht op privacy. Privacy heeft alles te maken met de manier waarop cliënten kunnen en willen wonen. In ieder geval wordt de eigen woonruimte van cliënten gerekend tot het eigen domein. Als medewerker klop je altijd aan voordat je bij iemand binnen gaat. Bij ambulante begeleiding kom je letterlijk op bezoek en bel je aan bij de voordeur. Ook is bij wetgeving geregeld hoe met gegevens van cliënten wordt omgegaan.

Een mens met een verstandelijke beperking heeft recht op keuzemogelijkheden. Om de eigen mogelijkheden te ontwikkelen heeft de cliënt het nodig om zelf keuzes te maken (autonoom worden). Vaak betekent dit ook: leren van eigen fouten. Hierdoor kan hij een volgende keer beter kiezen. Door het maken van eigen keuzes wordt ook het gevoel van zelfvertrouwen en verantwoordelijkheid mede-ontwikkeld.

Om niet steeds (onnodig) afhankelijk te zijn van betaalde beroepskrachten heeft de cliënt ondersteuning nodig om een eigen sociaal netwerk op te bouwen waarin hij met anderen zijn tijd en belangstelling kan delen. Hierbij spelen vrijwilligers een belangrijke rol. Een vrijwilliger kan helpen om samen met de cliënt deel te nemen aan activiteiten in de buurt als sporten en andere vormen van vrijetijdsbesteding.